.::Rodent::.
 

Mongolse gerbil

1.Plaats in het dierenrijk

De Mongoolse Gerbil (Meriones unguiculatus) behoort tot de orde van de knaagdieren (Rodentia), de suborde der Muisachtigen (Myomorpha), de familie der Hamsters en Woelmuisachtigen (Cricetidae), de onderfamilie der Renmuizen (Gerbillinae), het geslacht der Zandmuizen of Woestijnmuizen (Meriones).

2. Voorkomen, type en bouw

a)Type

Het type van de Mongoolse Gerbil is halsloos , matig gestrekt met korte nek.

De ruglijn is in opgerichte houding iets gewelfd, met een sierlijke boog die direct aansluit bij de nek en de koplijn. In platte houding is de rug recht en horizontaal, met een mooi afgeronde achterhand, iets ronder bij de vrouwtjes, iets meer uitgestrekt bij de mannetjes, en gaat vloeiend over in de staartaanzet.

De voorpootjes hebben vijf vingers (waarvan de duim rudimentair aanwezig), zijn vrij kort, onbehaard op de palmen en evenwijdig geplaatst.

De achterpoten met een lengte van 28-32 mm hebben vijf tenen en zijn evenwijdig en vrij breed geplaatst. Ze geven steun aan het dier, zodat het stevig opgericht kan zitten. De voetzolen zijn behaard.

De vingers en tenen hebben zeer scherpe nagels in de kleur die bij de pelskleur hoort.

Op de buik bevindt zich in de langsrichting een duidelijk zichtbare geurklier. Daar deze een vettige substantie afscheidt van nature, die dient als territoriummarkering, kan een licht vettige buik volgens gradatie niet, of slechts als een zeer lichte fout aanzien worden.

Het lichaam is in platte houding van het walsvormig type, vooraan even breed als achteraan.

De staart is volledig behaard met aan het einde een aantal langere haren, de zogenaamde pluim, naar het einde toe iets taps toelopend, zonder plotse afbreking of knikken, en heeft een lengte van ongeveer 90-100% van de kop-romplengte bij volwassen dieren. Bij de geboorte is de lengte van de staart ongeveer 25% van de kop-romplengte.

b) Grootte

De Mongoolse Gerbil heeft een kop-romplengte van 110-135 mm met een volwassen gewicht van 85-130 gram voor de mannetjes en 60-125 gram voor de vrouwtjes.

c) Pels en pelsconditie

Het lichaam is volledig goed dicht behaard, met een pelslengte van ongeveer 8-10 mm. De pels ligt glad tegen het lichaam aan en vertoont een sterke glans.

d)Kop, oren en ogen

De kop is direct op het lichaam geplaatst, "halsloos" type, is vrij stomp, breed tussen de oren en iets taps toelopend met licht gebogen neusbeen. De lengte van de schedel is ongeveer 1/3 van de kop-romplengte.

De ogen zijn helder, levendig, rond en slechts licht uitpuilend, in de kleur die bij de pelskleur hoort.

De oorschelpen (lengte ± 14 mm) zijn ovaal van vorm, zonder vouwen of plooien, volledig bezet met fijne haren en steken licht naar achter iets buiten de vacht uit.

Het gebit bestaat uit 6 kiezen en 2 snijtanden in boven- en onderkaak. De snijtanden groeien constant door en worden continu beitelvormig afgesleten.

e) Dekkleur en buikkleur

Worden beschreven bij de erkende kleuren.

f)Tussenkleur en grondkleur

Worden beschreven bij de erkende kleuren.

g) Lichaamsconditie en verzorging

De gerbil moet een nieuwsgierige en levendige indruk maken. De ogen moeten helder zijn, zonder uitvloeiing. De geurklier dient zo zuiver mogelijk te zijn zonder overtollig vet. De gerbil mag niet te mager of te vet zijn. Oren, nagels en staart moeten zuiver zijn.

3. Leeftijdscategorieën

Dieren tussen 8 weken en 5 maanden worden ingeschreven in de categorie jong, vanaf 5 maanden in de categorie oud.

4. Identificatie en presentatie

De dieren worden ondergebracht in gesloten transparante kooien van het type transportkooi met minimum afmeting van 15 x 9 x 10 cm.

De identificatie gebeurt door middel van een door de organiserende vereniging ter beschikking gestelde, genummerde klever, één per dier, die op het deksel van de kooi gekleefd wordt. De kooi mag verder geen andere herkenningstekens dragen.

De dieren worden individueel of per koppel in de kooi ondergebracht.

5.Puntenschaal

1
Type en bouw, staart en staartinplanting
20
2
Grootte
10
3
Pels en pelsconditie
20
4
Kop, oren en ogen
15
5
Dekkleur en buikkleur
15
6
Tussenkleur en grondkleur
15
7
Conditie en verzorging
5

6. Predikatenschaal

De predikatenschaal die toegepast wordt bij de keuring van neerhofdieren is ook bij de mongolse gerbil van toepassing.

EX Extra dier
AA Uitmuntend dier
A Zeer goed dier
BB Goed dier
B Tamelijk goed dier
C Voldoende dier
D Gedeclasseerd
/ Voldoet niet aan de tentoonstellingsvoorwaarden
AFW Afwezig
NE Niet erkende soort of kleurslag

7.Kleurbeschrijving

Agouti of wildkleur (A- C- D- E- G- P-)
De agoutikleur wordt gekenmerkt door drie kleurzones op de haren: een leigrijze basis, een gele band en een zwarte top. Ruim verspreid zitten tussen deze haren ook volledig zwarte haren.
De dieren met een warmgele tussenkleur worden geprefereerd.
De buik is crème-wit met donkere grondkleur. De aflijning tussen de dekkleur en de buikkleur loopt zo scherp mogelijk over de flanken, van de hoogte van de staartbasis tot de hoogte van de kin. Dit wordt verlangd van alle dieren die de wildkleur factor dragen. De ogen zijn zwart. De nagels zijn zo donker mogelijk.

Zilveragouti of zilver wildkleur (A- C- D- E- gg P-)
De zilveragouti heeft drie kleurzones op de haren: een leigrijze basis, door de inwerking van de grey-factor wordt de tussenkleur wit tot zeer licht crèmeachtig. De exemplaren met de meest witte tussenkleur worden geprefereerd, en een zwarte top. Ruim verspreid zitten tussen deze haren ook volledig zwarte haren.
De ogen zijn zwart. De nagels zijn zo donker mogelijk.

Geel wildkleur (A- C- D- E- G- pp)
Door de inwerking van de pink-eye factor wordt naast de oogkleur, die robijnrood wordt, ook het zwart pigment in de pels aangetast. Dit wordt verdund tot grijs. De dieren hebben een dof gele dek- en tussenkleur, doordat de grijze haarpunten bijna onzichtbaar over de gele zone heen liggen. De basis van de haren is grijs. De nagels zijn licht hoornkleurig.

Licht Geel Wildkleur (A- Cch D- E- G- pp)
Door de enkelvoudige aanwezigheid van de himalayan of rus factor in combinatie met de pink-eye factor, krijgt men een zgn dominantiemodificatie, die ervoor zorgt dat de volledige pigmentvorming, die men met de dominante C zou moeten verkrijgen, slechts gedeeltelijk tot ontwikkeling komt, en aan de pels een licht gele dek- en tussenkleur geeft met een doffe glans. De grondkleur is lichtgrijs. De ogen zijn robijnrood. De nagels zijn licht hoornkleurig.

Crème wildkleur (A- C- D- E- gg pp)
De combinatie van de pink-eye factor en de grey factor zorgen voor een sterke verdunning van het pigment, die de pels een zeer lichte crème kleur geeft die zich uitstrekt tot aan de haarbasis. De buik is wit. De ogen zijn rood. De nagels zijn kleurloos.

Honing Donkeroog (A- C- D- ee G- P-)
De extension factor veroorzaakt een sterke onderdrukking van het zwarte pigment in de dek- en grondkleur. De dekkleur is zo warm honingkleurig mogelijk. De kleur strekt zich zo diep mogelijk naar de basis van de haren uit. Over de dekkleur is een lichte zwarte ticking als een sluier merkbaar. De huid is donkerblauw. De buikkleur is wit. De scheidingslijn tussen de buikkleur en de dekkleur is zo recht mogelijk op een lijn die loopt vanaf de hoogte van de staartbasis tot de hoogte van de kin. De buikkleur kan bij het ouder worden langs de flanken optrekken. De ogen zijn zo donker mogelijk. De oren zijn donker leiblauw. De nagels zijn hoornkleurig.

Crème Donkeroog Gesluierd (A- C- D- ee gg P-)
De extension factor in combinatie met de grijs factor veroorzaakt een sterke onderdrukking van zowel het zwarte als het gele pigment in de dek- en grondkleur. De dekkleur is licht crèmekleurig, liefst zo warm mogelijk. De kleur strekt zich zo diep mogelijk naar de basis van de haren uit. De huid is lichtblauw. De dekkleur wordt witter naarmate de dieren ouder worden. Over de dekkleur is een lichte zwarte ticking als een sluier merkbaar. De buikkleur is wit. De ogen zijn zo donker mogelijk. De oren zijn donker leiblauw. De nagels zijn hoornkleurig.

Zwart (aa C- D- E- G- P-)
De pels is zowel op het dek als op de buik zo zwart mogelijk. De kleur strekt zich zo diep mogelijk naar de basis van de haren uit. De ogen zijn zwart. De nagels zijn zo donker mogelijk. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien.

Blauw (aa C- dd E- G- P-)
De pels is zowel op het dek als op de buik zo intens blauw mogelijk. De kleur strekt zich zo diep mogelijk naar de basis van de haren uit. De ogen zijn zwart. De nagels zijn zo donker mogelijk. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien.
Opmerking bij blauw: deze kleurslag is pas sinds '98 tevoorschijn gekomen. Door verdere identieke combinaties als met zwart, worden alle kleurcombinaties die geldig zijn met zwart, ook met blauw erkend.

Lilac (aa C- D- E- G- pp)
Door de inwerking van de pink-eye factor wordt het zwart in de pels verdund tot donkergrijs met een iets rossige schijn. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien.

Duifgrijs (aa Cch D- E- G- pp)
Door de inwerking van de pink-eye factor en de dominantie modificatie van de rus factor wordt het zwart in de pels verdund tot lichtgrijs. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien.

Ivoor (aa C- D- E- gg pp)
De combinatie van de non-agouti factor, de grey factor en de pink-eye factor geeft een dier te zien, waarin elke kleur verzwakt is. De grey factor en de pink-eye factor versterken elkaar bij de kleurbeletting. De onderkleur is wit, de dekkleur heeft een zeer lichtgele schijn als van ivoor. De ogen zijn roze. De nagels zijn kleurloos.

Leikleur (aa C- D- E- gg P-)
De non-agouti factor geeft samen met de grey factor een beletting van de geeluiting, samen met een lichte verzwakking van de zwarte kleur. Deze krijgt volgens de lichtinval een gelijkmatige bruinachtige of blauwachtige schijn. De dekkleur strekt zich zo diep mogelijk tot de haarbasis uit. De ogen zijn zwart. De nagels zijn donker hoornkleurig.

Burmees (aa cbcb D- E- G- P-)
De kleurverzwakkende factor op het kleuruitings-allel laat in combinatie met de non-agouti factor een licht acromelanisme zien, dit wil zeggen dat de kleuruiting op het midden van het lichaam het zwakst is, en de kleur sterker tot uiting komt naar de extremiteiten, de meest "koude" delen van het lichaam toe. De neus tot de ooglijn, de benen en de achterzijde van het lichaam, inclusief de staart zijn donker sepia gekleurd. Het midden van de rug is donker sepia, de kleur op de flanken wordt gradueel iets lichter. De buikkleur gaat vloeiend over in de kleur op de flanken. De ogen zijn zwart. De nagels zijn donker hoornkleurig.

Siamees (aa cbch D- E- G- P-)
De himalayan of rus factor heeft een vrij sterk verblekende werking op de burmees factor. De kleurverzwakkende factor op het kleuruitings-allel laat in combinatie met de non-agouti factor een vrij sterk acromelanisme zien, dit wil zeggen dat de kleuruiting op het midden van het lichaam het zwakst is, en de kleur sterker tot uiting komt naar de extremiteiten, de meest "koude" delen van het lichaam toe. De extremiteiten blijven donker, hoewel niet zo donker als bij de burmees. De afscheiding tussen de donker en minder donker gekleurde delen van het lichaam is duidelijker afgetekend. De neus, de oren, de benen en de staart vertonen een zo donker mogelijke sepia kleur. Het lichaam is licht sepia kleurig. De buikkleur gaat vloeiend over in de kleur op de flanken. De ogen zijn zwart. De nagels zijn donker hoornkleurig.

Wit Donkerstaart (aa chch D- E- G- P-)
Het dubbel aanwezig zijn van de rus factor in combinatie met de eenkleur factor laat een wit dier zien met een zo donker mogelijk gekleurde staart. Op de neus en poten kunnen enkele zwarte haren voorkomen.
Bij het ouder worden verbleekt de kleur van de staart enigszins. De ogen zijn rood. De nagels zijn kleurloos.

Nootmuskaat (aa C- D- ee G- P-)
Door combinatie van de eenkleur factor met de extension factor krijgt men een over het ganse haar zo diep mogelijk gele kleur. Boven deze dekkleur komt een zware zwarte ticking. De buik is dofgrijs met donkere waas. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien. De ogen zijn zo donker mogelijk. De nagels zijn donker hoornkleurig.
Deze dieren worden geel geboren en krijgen hun ticking slechts na de tweede verharing. Zij geven bij de overgang de indruk donker en geel geschakeerd te zijn met een gele vlek op de achterhand en het voorhoofd. Deze tekening groeit geleidelijk aan uit met het ingroeien van de nieuwe haren. De verkleuring is voltooid omstreeks de derde levensmaand.

Zilver Nootmuskaat (aa C- D- ee gg P-)
Door combinatie van de eenkleur factor met de extension factor en de grey factor krijgt men een over het ganse haar zo diep mogelijk witte kleur. Boven deze dekkleur komt een zware zwarte ticking. De buik is dofgrijs met donkere waas. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien. De ogen zijn zo donker mogelijk. De nagels zijn donker hoornkleurig.
Deze dieren worden wit geboren en krijgen hun ticking slechts na de tweede verharing. Zij geven bij de overgang de indruk donker en wit geschakeerd te zijn met een witte vlek op de achterhand en het voorhoofd. Deze tekening groeit geleidelijk aan uit met het ingroeien van de nieuwe haren. De verkleuring is voltooid omstreeks de derde levensmaand.

Geel Nootmuskaat (aa C- D- ee G- pp)
Door combinatie van de eenkleur factor met de extension factor en de pink-eye factor krijgt men een over het ganse haar zo diep mogelijk gele kleur. Boven deze dekkleur komt een grijze ticking. De buik is dofgrijs met donkergrijze waas. Op de voorpoten komen dikwijls witte dwarsbandjes voor, evenals een wit streepje op de keel met een breedte van ongeveer 4 mm. De dieren met zo weinig mogelijk witte aftekening worden geprefereerd. De witte bandjes worden slechts als een lichte fout aanzien. De ogen zijn zo donker mogelijk. De nagels zijn donker hoornkleurig.
Deze dieren worden geel geboren en krijgen hun ticking slechts na de tweede verharing. Zij geven bij de overgang de indruk donker en geel geschakeerd te zijn met een gele vlek op de achterhand en het voorhoofd. Deze tekening groeit geleidelijk aan uit met het ingroeien van de nieuwe haren. De verkleuring is voltooid omstreeks de derde levensmaand.

Wit Roodoog (-- chch -- -- -- pp)
Door inwerking van de rus factor in samenwerking met de pink-eye factor wordt alle kleuruiting in de pels onderdrukt. Het dier heeft het uitzicht van een albino. De kleur is zo zuiver wit mogelijk, zonder aanslag van donkere of donker getopte haren. De ogen zijn rood. De nagels zijn kleurloos.

Schimmel (?? ?? ?? ?? ?? P-)
De erfelijke formule van de Schimmel is tot nu toe niet volledig gekend. Deze moet uitgewezen worden door middel van kruisingsproeven. De dieren worden donker warm geel geboren. Na de eerste verharing worden het uitzicht geleidelijk aan lichter, tot men na de volledige tweede verharing een praktisch wit gekleurd dier heeft, waarbij enkel het voorhoofd en de staart nog een warm gele kleur vertonen. De buik is wit. De ogen zijn donker met een vuurgloed onder zijdelingse belichting. De nagels zijn hoornkleurig.

Tekeningdieren
De (zo genoemd wegens het eerst verschijnen van deze tekening in Canada) Canadese Witvlek en de Bonte tekeningen zijn erkend met de volgende basiskleuren: agouti, zilveragouti, geel wildkleur, zwart, lilac, blauw, duifgrijs, donker sepia, burmees, siamees, honing donkeroog, nootmuskaat, zilver nootmuskaat, geel nootmuskaat.

In de genetische formule wordt bont aangeduid met Sp (Spotted).

Door inwerking van de Spotted of bont factor worden de basiskleuren van de pels iets opgebleekt. De dieren met de meest symmetrische tekening worden geprefereerd.

Canadese Witvlek
Op de basiskleur zoals hierboven beschreven is een vlekkenpatroon zichtbaar, bestaande uit een witte neuspunt, een vlek beginnend tussen de ogen tot aan de oren, liefst pijlvormig naar de snuit toe wijzend en een witte vlek in de nek met een diameter van ongeveer 1-1,5 cm die zich zo centraal mogelijk bevindt. De nekvlek mag de voorhoofdsvlek niet raken. De pootjes zijn wit. De staartpunt is bij voorkeur wit. De basiskleur dient zo sterk mogelijk aanwezig te zijn.

Bont
Op de basiskleur zoals hierboven beschreven is een vlekkenpatroon zichtbaar, bestaande uit een witte neuspunt, een vlek beginnend tussen de oren tot aan de ogen, liefst pijlvormig naar de snuit toe wijzend en een witte kraag in de nek met een breedte van ongeveer 1-2 cm die zich zo ver mogelijk naar beide zijden uitstrekt, minimum één witte vlek op de achterhand met een diameter van 1-3 cm, zo scherp mogelijk belijnd en een witte staartpluim met een lengte van minimum 1 cm. Verspreid over het lichaam mogen nog meer witte vlekken voorkomen, bij voorkeur zo symmetrisch mogelijk geplaatst. De pootjes en de buik zijn wit. De bontfactor zorgt voor een lichte opbleking van de algemene kleur.

8.Lichte fouten

Iets spitse kop, iets ronde oren, iets klein, iets groot, iets vet, iets mager, licht in rui, wat kleine pluim, wat dunne of korte staart, enkele witte haren, wat veel vetafscheiding op de buik, iets afwijkende kleur, iets lange of korte pels, wat veel wit op voorpoten en keelstreep bij eenkleurige dieren, wat kleine of grote vlekken op kop en nek, geen witte staartpunt bij Canadese Witvlek, wat bleke nagelkleur bij donkernagelige variëteiten.

9.Zware fouten

Spitse kop, ronde oren, beschadigde oren, klemgebit, olifantstanden, te klein, te groot, kale plekken, te lange of te korte pels, zware rui, ontbreken van glans op de pels, openstaande pels, ontbreken van of te kleine pluim, te veel witte haren, ontbreken van stuk staart, geknikte of te korte staart, witte vlekken bij niet bonte variëteiten, te grote keelstreep of volledig witte voorpootjes bij eenkleurige dieren, afwijkende kleur, ontstoken voetzolen, ziekteverschijnselen, witte nagels bij donkernagelige variëteiten, duidelijk drachtig.

10.Erkenning

Voor erkenning van andere kleurslagen en andere types of haarstructuren gelden de algemene regels voor erkenning van het VIVFN.

.::Rodent::.

 

Copyright 2003 Rodent