.::Rodent::.
 

Campbelli dwerghamster

1.Plaats in het dierenrijk

De Campbelli dwerghamster (Phodopus sungorus campbelli) behoort tot de orde van de knaagdieren (Rodentia), de suborde der Muisachtigen (Myomorpha), de familie der Hamsters en Woelmuisachtigen (Cricetidae), de onderfamilie der Hamsters (Cricetinae) en het geslacht der Kortstaartdwerghamsters (Phodopus)

2. Voorkomen, type en bouw

a)Type en Bouw

Het lichaam is van het halsloos type, breed op borst en schouders, iets gestrekt, met brede heupen, in een vloeiende lijn van kop tot staartaanzet, die direct aansluit bij de nek en de koplijn. Het achterlijf is iets langwerpig bij de mannen, iets ronder bij de vrouwen. Van bovenaf gezien is het lichaam licht 8-vormig. De stelling van de campbelli hamster is iets opgericht, de buik is vrij van de grond. De voorpootjes hebben vijf vingers en zijn vrij kort. De achterpootjes hebben vijf tenen en zijn evenwijdig geplaatst. De voetzolen zijn behaard. De vingers en tenen hebben hoornkleurige nagels. De staart heeft een lengte van ongeveer 1 cm, is goed ingeplant, licht behaard en door de zeer dichte pels haast onmerkbaar.

b) Grootte

De Campbelli dwerghamster heeft een kop-romplengte van ongeveer 8-12 cm met een volwassen gewicht van ongeveer 45-65 gram.

c) Pels en pelsconditie

Normaalhaar
Het lichaam is volledig, zeer dicht, behaard, met een pelslengte van 10 - 12 mm. De pels ligt glad tegen het lichaam aan en vertoont een zijdeachtige glans.

Andere haarstructuren:

Satijn
Bij de satijnbeharing zijn de schachten van de haren verdund, waardoor ze een sterke glans vertonen. De beharing is iets slapper dan de normaalhaar en geeft hierdoor een warrige indruk, alsof de dieren nat zijn. De satijnbeharing dient zo gelijkmatig mogelijk over het hele lichaam aanwezig te zijn.
De Campbelli met satijnbeharing is erkend in alle kleuren.

d)Kop, oren en ogen

De kop is van bovenaf gezien iets driehoekig, niet te kort en breed in de schedel, breed tussen de oren en iets taps toelopend zonder insnoering aan de snuit, die niet te spits is. De neusbrug is zo recht mogelijk. De inplanting van de snorharen is goed ontwikkeld. Ideale breedte bij de man is 7 mm tussen de ogen. Bij de vrouwen is de kop iets smaller, evenwel zonder te spits te worden. De lengte van de schedel is ongeveer 1/4 van de kop-romplengte. De wangzakken zijn goed ontwikkeld.

De ogen zijn helder, levendig, rond en bol, met een lichte amandelvorm. Ze zijn begrensd met fijne, zwarte, korte wimpers.

De oren zijn licht ovaal van vorm, niet te klein, zonder vouwen of plooien, vlezig maar niet grof, volledig bezet met fijne haren en breed uiteen ingeplant, met een ruimte tussen de oren van ongeveer 1 cm. De oren worden steeds rechtop gedragen.

Het gebit bestaat uit 6 kiezen en 2 snijtanden in boven- en onderkaak. De snijtanden groeien constant door en worden continu beitelvormig afgesleten.

e) Uitmonstering

De uitmonstering bestaat uit een zeer duidelijke en scherp afgetekende aalstreep met een breedte van 2 - 3 mm, die begint tussen de ogen en loopt tot aan de staartbasis. De buikkleur is steeds lichter dan de dekkleur en sterk contrasterend. Ze wordt afgescheiden door de zgn. driebogenlijn. Deze lijn loopt halverwege de flanken, is donker getint en is zo scherp mogelijk afgelijnd. De bogen moeten zo gelijk mogelijk in hoogte en breedte zijn. De neusbasis en oren zijn donker, de staart heeft dezelfde kleur als de buik.

f) Kleur

Naturel of wildkleur
De kleur van elk haar bestaat uit drie banden. De grondkleur is leiblauw, de tussenkleur is geelbruin, de dekkleur is grijsbruin met zwarte ticking. De haren van de aalstreep zijn zwart aan de top en leikleurig aan de basis. De grondkleur op de buik is leiblauw. de kleur is bruingeel tegen de driebogenlijn en wit met een zeer lichte crèmeachtige schijn op de buik, met ticking. De voetjes zijn wit. Ter hoogte van de snorharen en boven de ogen is de kleur licht crèmeachtig. De oren zijn donker. De ogen zijn zwart.

Blauw-wildkleur
Deze kleurslag is een verdunning van de wildkleur. De grondkleur is leiblauw, de tussenkleur is crème, de dekkleur is blauw met donkerblauwe ticking. De aalstreep is donkerblauw. De grondkleur op de buik is leiblauw, de buikkleur is vaalwit met blauwige schijn en donkerblauwe ticking. De oren zijn blauw met lichte omranding. De ogen zijn zeer donker.

Zilver-wildkleur
Deze kleurslag is een verdunning van de wildkleur. De grondkleur is leiblauw, de tussenkleur is zilverwit, de dekkleur is blauw met blauwe ticking. De aalstreep is donkerblauw. De grondkleur op de buik is leiblauw, de buikkleur is vaalwit met blauwige schijn en blauwe ticking. De oren zijn zilverachtig blauw met lichte omranding. De ogen zijn zeer donker.

Geel-wildkleur
De grondkleur is licht leiblauw, de tussenkleur is warm geel, de dekkleur is warm geel met bruine ticking. De aalstreep is zeer donkerbruin. De grondkleur op de buik is licht leiblauw, de buikkleur is crèmeachtig wit. De oren zijn vleeskleurig. De ogen zijn helrood.

Zwarte parel
De grondkleur is leiblauw, de tussenkleur is donkergrijs, de dekkleur is zeer dondergrijs met een zo gelijkmatig mogelijke ticking van zilver getopte haren. De aalstreep is duidelijk zichtbaar en is zwart gekleurd. Op de onderkant van de kin bevindt zich een witte kinlijn, liefst zo smal mogelijk: max. 2 mm breed en 10 mm lang. De voetjes zijn wit. De voorkeur gaat uit naar dieren met zo weinig mogelijk wit. De oren zijn aan de binnenkant zilverkleurig, aan de buitenzijde donker met lichte rand. De ogen zijn zeer donker.

Blauwe parel
De grondkleur is blauw, de tussenkleur is blauw, de dekkleur is blauw met een zo gelijkmatig mogelijke ticking van zilver getopte haren. De aalstreep is licht zichtbaar en is iets donkerder blauw dan de dekkleur. Op de onderkant van de kin bevindt zich een witte kinlijn, liefst zo smal mogelijk: max. 2 mm breed en 10 mm lang. De voetjes zijn wit. De voorkeur gaat uit naar dieren met zo weinig mogelijk wit. De oren zijn aan de binnenkant zilverkleurig, aan de buitenzijde blauw met lichte rand. De ogen zijn zeer donker.

Lilac
De grondkleur is blauw, de tussenkleur volgt de dekkleur, deze is zo egaal mogelijk licht grijsachtig blauw met iets rossige gloed. De aalstreep is nauwelijks zichtbaar. De grondkleur op de buik is blauw, de buikkleur volgt de dekkleur. De oren zijn aan de binnenkant zilverkleurig, aan de buitenzijde blauw met lichte rand. De ogen zijn rood.

Duifgrijs
De grondkleur is lichtblauw, de tussenkleur volgt de dekkleur, deze is zo egaal mogelijk licht duifgrijs. De grondkleur op de buik is lichtblauw, de buikkleur volgt de dekkleur. De oren zijn aan de binnenkant zilverkleurig, aan de buitenzijde duifgrijs. De ogen zijn rood.

Parel
De vacht is volledig wit met een zo gelijkmatig mogelijk licht duifgrijze ticking, de pigmentatie is volledig geconcentreerd op de tekening en de ogen. De aalstreep en driebogenlijn zijn donkergrijs. De buikkleur is wit met een licht duifgrijze ticking. Deze is enkel te onderscheiden als men het diertje van opzij bekijkt. De oren hebben een licht duifgrijze rand. De ogen zijn zeer donker.

Albino
De grond-, tussen- en dekkleur is smetteloos wit, zonder gele aanslag. De ogen zijn rood.

Wit zwartoog
De grond-, tussen- en dekkleur is smetteloos wit, zonder gele aanslag. De ogen zijn zwart.

Tekeningdieren:

Gekraagd
Over de nek en hals loopt een zo gelijkmatig mogelijke witte kraag met een breedte van ongeveer 1 cm. De rest van het lichaam is gekleurd zonder witte vlekken.
Gekraagd kan samengaan met alle erkende kleuren.

Bont
Over het lichaam zijn een aantal zo scherp mogelijk begrensde witte vlekken verdeeld. Er zijn minimum 4 vlekken aanwezig. Bont kan samengaan met alle erkende kleuren.

g) Conditie

De dieren mogen niet te mager zijn, noch te vet en moeten een levendige indruk maken zonder al te bijterig te zijn. De ogen moeten helder zijn, de neus droog. De vacht moet blinkend zijn, zonder vervuiling of parasieten.

3. Leeftijdscategorieën

Dieren tussen 6 en 13 weken worden ingeschreven in de categorie jong, vanaf 13 weken in de categorie oud.

4. Identificatie en presentatie

De dieren worden ondergebracht in gesloten transparante kooien van het type transportkooi met minimum afmeting van 15 x 9 x 10 cm.

De identificatie gebeurt door middel van een door de organiserende vereniging ter beschikking gestelde, genummerde klever, één per dier, die op het deksel van de kooi gekleefd wordt. De kooi mag verder geen andere herkenningstekens dragen.

De dieren worden individueel of per twee in de kooi ondergebracht, voor zover ze van verschillend geslacht en/of kleur zijn.

5.Puntenschaal

1
Type en bouw
20
2
Grootte
10
3
Pels en pelsconditie
20
4
Kop, oren en ogen
15
5
Uitmonstering
15
6
Kleur
15
7
Conditie en verzorging
5

6. Predikatenschaal

De predikatenschaal die toegepast wordt bij de keuring van neerhofdieren is ook bij de campbelli dwerghamster van toepassing.

EX Extra dier
AA Uitmuntend dier
A Zeer goed dier
BB Goed dier
B Tamelijk goed dier
C Voldoende dier
D Gedeclasseerd
/ Voldoet niet aan de tentoonstellingsvoorwaarden
AFW Afwezig
NE Niet erkende soort of kleurslag

7.Lichte fouten

Iets ronde kop, iets ingesnoerde snuit, iets kleine oren, iets gevouwen oren, iets beschadigde oorranden, iets afwijkende oorstand, iets klein, iets groot, iets vet, iets mager, enkele witte haren, licht in rui, iets afwijkende kleur, iets onscherpe driebogenlijn, iets lange of korte pels, iets dun behaarde staart, wat licht behaarde plekken.

8.Zware fouten

Spitse of ronde kop, ingesnoerde snuit, te grote of te kleine oren, beschadigde oren, gevouwen oren, afwijkende oorstand, oogafwijking, klemgebit, olifantstanden, te klein, te groot, kale plekken, te lange of te korte pels, ontbreken van glans op de pels, te veel witte haren, ontbreken van stuk staart, kale staart, witte vlekken anders dan het tekeningbeeld bij niet bonte variëteiten, afwijkende kleur, ontstoken voetzolen, ziekteverschijnselen, duidelijk drachtig.

9.Erkenning

Voor erkenning van andere kleurslagen en andere types of haarstructuren gelden de algemene regels voor erkenning van het VIVFN.

.::Rodent::.

 

Copyright 2003 Rodent