.::Rodent::.
 

Zilveragouti

Mag het ook wat ingewikkelder?

In artikels over genetica bij knaagdieren worden de processen die zich afspelen in het dier, waardoor het kleurbeeld ontstaat, meestal gesimplificeerd uitgelegd. Er worden eenvoudig letters gebruikt om een bepaalde kleurmutatie aan te duiden. Achter deze letters echter gaan ingewikkelde chemische processen schuil.

Als voorbeeld zullen we het voorkomen van de chinchillakleur bij ratten en muizen eens van nabij bekijken, aangezien het bij deze beide diersoorten om een homologe mutatie gaat. We zullen ons beperken tot de twee hoofdfactoren die hier werkzaam zijn: de agoutifactor "A" en de kleuruitingsfactor "C".

De kleur van de beharing wordt gevormd door drie banden zoals in het wildkleur patroon. Aan de top hebben we een ticking die nagenoeg zwart is. Daaronder krijgen we een zilverachtig witte tot zeer licht crème band en aan de basis zijn de haren donkerblauw.

Hoe wordt deze kleur nu gevormd?

In het DNA, in de genen, liggen de codes opgeslagen voor de vorming van alle chemische verbindingen die de cellen en dus ook de pigmentatie gaan sturen. De code bestaat uit vier bases: Adenine, Cytosine, Thymine en Guanine, die door het RNA in groepjes van drie worden afgelezen en vertaald om via aminozuren polypeptideketens te vormen die alle processen in ons lichaam sturen.

Het gen dat verantwoordelijk is voor de wildkleurfactor is bij ratten en muizen aanwezig op het chromosoom 3. Het controleert de vorming van afwisselend eumelanine en phaeomelanine. Dit gebeurt in twee stappen vanaf melanine die zelf opgebouwd wordt uit tyrosine uit het substraat. Eerst is er een conversie van tyrosine naar dihydroxyphenylalanine, kortweg DOPA genoemd, waarna deze omgezet wordt naar DOPA-quinone. Om dit proces tot een goed einde te brengen is er een katalysator vereist in de vorm van tyrosinase, een enzyme gecontroleerd door het gen met de naam Tyr dat te vinden is op chromosoom 7.

Over de trigger die het proces op een gegeven moment doet omslaan van de vorming van eumelanine naar phaeomelanine zijn er nog twijfels, maar het onderzoek wijst voorlopig uit dat dit te maken heeft met de aanwezigheid op bepaalde momenten van een hormoon met de naam cAMP.

Op de Tyr locus komen er echter regelmatig mutaties voor die een verandering teweegbrengen in de hoeveelheid gevormd tyrosinase of de activiteit ervan. Dit heeft op zijn beurt een weerslag op de vorming van melanine. Er zijn momenteel niet minder dan 33 allelen bekend op de Tyr locus, die meestal een verschillend fenotypisch beeld geven. Een ervan is de chinchilla factor, wetenschappelijk aangeduid met Tyrc-ch. In het Tyr gen veroorzaakt deze mutatie een verwisseling van twee basen (G in plaats van A), waardoor op positie 464 van de polypeptideketen die de tyrosinase gaat vormen een verandering van aminozuur plaatsvindt van alanine naar threonine.

Dit veroorzaakt een vermindering van de tyrosinase activiteit in de huid tot 1/3 van het normale peil. Dit heeft een bijna totale verhindering van de vorming van phaeomelanine tot gevolg en heeft een lichte weerslag op de vorming van eumelanine. In het oog is er een normaal peil van pigmentkorrels in de melanocyten van de retina, zodat deze donker gekleurd blijft. Wanneer we gaan kruisen met dieren die andere mutaties van het Tyr gen bezitten, zoals Tyrc of albinofactor (aangeduid in de gewone formules als "c") en Tyrc-h of rusfactor (aangeduid als "ch), gaan deze intermediair gaan reageren, met als gevolg een gemiddelde waarde van de tyrosinase activiteit. Dit resulteert in een intermediaire kleur als fenotype.

Van deze minieme variaties in chemische processen kunnen wij door selectie gebruik maken om de voor ons gewenste ideale tentoonstellingskleur te bereiken.

Eddy Van Hoorebeke

 

.::Rodent::.

 

Copyright 2003 Rodent